Zintuigen

De bij heeft 5 zintuigen. Bijen kunnen dus zien, ruiken, voelen, horen en proeven. Zij gebruiken deze zintuigen wel op een andere manier dan de meeste zoogdieren.

Bijen zien met hun 2 facetogen en 3 puntogen. Facetogen (facet = onderdeel van iets) zijn groepen van duizenden facetten (kleine lensjes; 13000 bij darren, 6000 bij werkbijen en 5000 bij de koningin). Elk facet neemt een eigen beeldvlak waar. Deze vlakken worden samengevoegd en creëren een groot beeld. Het voordeel hiervan is dat de bij 200 afzonderlijke beelden per seconde kan zien (de mens kan slechts 40 beelden per seconde waarnemen). Zo kan de bij als hij overvliegt (hoe snel dan ook) alle bloemen onder zich zien als stilstaand beeld. De puntogen nemen de lichtintensiteit waar. Hiermee kunnen ze bijvoorbeeld waarnemen of het dag is en wanneer er een regenbui aankomt. Het nadeel is echter dat het beeld van de bij wazig is. De bij is dan ook een bijziend dier.

De opbouw van het oog van de bij is als volgt: De bovenste laag op het oog bestaat uit een groot aantal facetten. Onder elk facet zit een kegelvormig buisje (samen met het facet heten deze het ommatidium (betekent letterlijk: 'Small eyes'). Deze buisjes worden van elkaar afgesloten door de pigmentwand. Onder het facet en bovenin de kegelvormige buisjes zitten de kristalkegels. Bij deze kristalkegels zitten ook de netvliesstaafjes. Rechtonder de kristalkegel zitten 2 licht-gevoelige cellen. In het midden van deze cellen zit het rhabdom. Deze loopt vervolgens over in de axon. Het licht gaat dus: door het facet, de kristalkegel, via de rhabdom naar de axon die de impuls naar de hersenen stuurt.

Lichtsoorten (kleuren) worden gemeten in golflengtes (nm). In het onderstaand plaatje staan deze golflengtes per lichtsoort (die de mens kan zien). Een mens kan 800-400 nm zien (de regenboogkleuren). Een bij echter, ziet 650-300 nm. Een bij ziet dus andere lichtsoorten dan de mens. Een bij kan bijvoorbeeld wél ultraviolet zien in tegenstelling tot de mens. Een bij ziet echter geen rood (zie onderstaande afbeelding).

Voelsprieten van de bij hebben een zéér belangrijke functie voor het waarnemen van auditieve prikkels, geurprikkels, sensitieve prikkels en smaken.

Bijen horen veel beperkter dan de meeste zoogdieren. Bijen horen maar tussen de 10 en 500 Hertz. Zij horen met hun trillingsgevoelige orgaantjes op hun voelsprieten en ook scheenbenen. Om te communiceren maken zij zelf ook trillingen. Dit doen ze met hun vleugels. Deze trillingen zijn voor de bijen maar vanaf een paar millimeter waar te nemen. Dit is handig in een volle bijenkolonie. Buiten de kolonie zijn ze dan ook vrijwel doof.

De bij gebruikt het reukzintuig op een hele andere manier dan hoe de mens dit gebruikt. De bij gebruikt het reukorgaan om zich te oriënteren (in een afgesloten ruimte). Door de verdeling van de geuren over een voorwerp, weet de bij de geur 'driedimentionaal' te ruiken. Hierbij maakt ze gebruik van haar antennes door deze actief in een richting te bewegen. Het reukorgaan is dus gekoppeld aan de tastzintuigen van de antennes (bij de mens is dit anders: het reukorgaan is gekoppeld aan het smaakorgaan). De bij vliegt ook vaak tegen de wind in om geuren waar te kunnen nemen. 

Verder kunnen bijen met de voelsprieten ook luchtstroming, omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid waarnemen. De bij doet dit met het tastzintuig. Deze informatie gebruiken ze o.a. bij het vliegen (snelheid).

De smaakorganen van de bij zitten in de proboscis (een buisje waarin de met fijne haartjes bezette tong zicht beweegt). Deze smaakorganen worden gebruikt bij het proeven en opnemen van het voedsel van de bij. De tong is aan het uiteinde lepelvormig. Daar bevinden zich de smaakreceptoren (smaakorganen). De bij kan vier soorten smaken waarnemen: zoet, zuur, zout en bitter. De bij is minder gevoelig voor zoet dan de mens.